Survival of the well adapted

1         Evolutie

1.1       Inleiding

300.000 jaar na de ‘oerknal’

De kosmos ontvouwt zich, maakt een ontwikkeling door, evolueert

De term evolutie gekaapt door biologen, maar in brede zin betekenend …

‘een geleidelijke ontwikkeling in een bepaalde richting’.

Kosmische evolutie is een fysisch-chemische proces.

Eerst ligt de nadruk ligt op fysische evolutie waarbij accretie (electrostatica), de zwaartekracht (mechanica) en nucleaire proceeseen (kernfusie) overheersen leidend tot de vorming van sterren, sterenstelsels, planeten en hun manen.

Later ligt de nadruk op chemische evolutie waarin de electromagnetische krachten gaan overheersen met de vorming van complexe chemische verbindingen …

prebiotische chemische evolutie (de oersoep), prebiotische cellulaire/colloïdale chemische evolutie (een ruimte omsloten door een membraan, …, replicatie) en tenslotte biologische evolutie (reproduktie, genen en soortvorming met natuurlijke selectie door concurrentie) en voorzover wij weten hier op aarde culminerend in culturele evolutie (memen).

(nadruk op biochemische processen met de vorming van complexe organische verbindingen en polymerisatie tot …, replicatie (kopiemechanisme))

biologische evolutie, de evolutie, met de komst van levende organismen met celdeling (mitose, kopie mechanisme) en sexuele voortplanting (ongeveer kopie mechanisme), natuurlijke selectie door concurrentie (tussen soorten)

neurologische evolutie gekenmerkt door de komst van complexe zenuwstelsels maakt sociaal-culturele ontwikkelingen, evolutie, mogelijk.

1.2       De Oersoep

         turbulent en chaotisch

Iets later dan in den beginne, zo’n vier miljard jaar geleden, was er op aarde de oersoep [-]; een waterige oplossing van chemische elementen en verbindingen grotendeels afkomstig uit de protoplanetaire schijf, waaruit de aarde werd gevormd later aangevuld werd met materie uit meteorieten die tijdens het late heavy bombardment (LHB) op aarde zijn ingeslagen. De oersoep was verspreid over oceanen, hydrothermale bronnen en modderpoelen en omgeven door een dichte, broeierige atmosfeer. Zij werd gegeseld door straling afkomstig van de zon, zware stormen, blikseminslag en vulkanische activiteit. Het was er tamelijk warm en chaotisch. Alles beweegt door elkaar, verbindingen ontstaan en vallen weer uiteen als zij niet bestand zijn tegen de turbulente omstandigheden. De oersoep en de haar omringende atmosfeer vormden één groot chemisch reactievat in een tijdperk van toenemende complexiteit van verbindingen, een tijdperk van prebiotische chemische evolutie. waarin complexe organische verbindingen kunnen ontstaan die later bouwstenen blijken te zijn voor levende organismen zoals wij die kennen (cf. het Miller-Urey-experiment [-]). Echter, zover als zelforganisatie, spontane organisatie van deze bouwstenen tot levende organismen, zoals wij die kennen komt het niet. De kans op een dergelijke zelforganisatie in de turbulente oersoep is vrijwel nihil en lange molekuulketens (polymeren) zoals eiwitten (proteïnen) en nucleïnezuren zoals DNA, die essentieel zijn voor het ontstaan van levende organismen, worden afgebroken in een waterige oplossing; een proces dat we hydrolyse noemen [-]. Er is geen blijvende organisatie[1], geen blijvende ontwikkeling in de richting van levende organismen. Als er al enige lokale organisatie in die richting ontstaat, dan verdwijnt deze mettertijd bij gebrek aan een beschermde ruimte: blijvende chaos enigszins gemodereerd door fysisch-chemische processen[2].

1.3       Membranen

         binnen en buiten

Een eerste vereiste voor enige ordening, die later tot levende organismen zoals wij die kennen kon leiden, is de vorming van membranen (‘velletjes’ fosfolipiden[3]) die een ruimte omsluiten [-]. Daardoor ontstaat een beschermd ‘binnen’ tegenover een chaotisch ‘buiten’. Membraan en omsloten ruimte vormen een cel ingebed in een veranderlijke omgeving. In de beschermde ruimte van de cel vinden talrijke complexe fysisch-chemische processen[4] plaats. Het geheel streeft naar evenwicht; een stabiele toestand. Zou de ruimte in de cel afgesloten zijn van de omgeving, dan ontstaat chemisch evenwicht c.q. lopen processen af en volgt een stabiele toestand voor zover de levensduur van het membraan dat toelaat. Op macroscopische schaal gebeurt er niets meer; ‘dode’ materie.

Echter, de ruimte binnen in de cel staat in verbinding met de omgeving door de selectieve doorlaatbaarheid (semi-permeabiliteit) van het membraan wat belangrijke gevolgen heeft voor de fysisch-chemische processen (de fcp) en voor de stoffelijke samenstelling van het ‘soepje’ binnen in de cel (soort verbindingen ?! en hun concentraties). Door het verloop van chemische processen binnen in de cel ontstaat een verschil in de concentratie van stoffen binnen in de cel ten opzichte van de concentratie van stoffen in de omgeving. De selectieve doorlaatbaarheid van het membraan, die per stof verschillend is, zorgt voor transport van stoffen over het membraan in de richting van hoge naar lage concentratie (de gradiënt), een proces dat we diffusie noemen [-]. Sommige stoffen passeren, ieder in meer of mindere mate, het membraan terwijl andere stoffen, waarvan de doorlaatbaarheid nihil is, het membraan niet kunnen passeren.

In het geval van chemische processen, waarvan de reactanten en de reactieprodukten het membraan kunnen passeren, ontstaat een zekere mate van instroom van stoffen naar ‘binnen’, omzetting van stoffen foor de fcp in de cel en uitstroom van stoffen naar ‘buiten’, een vorm van stofwisseling (een voorloper van het begrip metabolisme in levende organismen). Zolang alle benodigde reactanten instromen via het membraan dan wel ontstaan in de keten of het netwerk van chemische reacties en de reactieprodukten uitstromen via het membraan dan wel gebruikt worden in de keten of het netwerk van chemische reacties, lopen deze reacties door. In alle andere gevallen raken de reactanten uitgeput en/of hopen de reactieprodukten zich op en treedt evenwicht voorgeschreven door de evenwichtsconstante op of lopen de reacties af.

In geval van doorlopende processen wordt het streven naar een stabiele toestand binnen in de cel dus tegengewerkt door de selectieve doorlaatbaarheid van het membraan. Het systeem streeft naar een  stationaire toestand gekenmerkt door instroom van stoffen naar ‘binnen’, omzetting van stoffen in de cel en uitstroom van stoffen naar ‘buiten’. Dit streven naar een stationeire toestand, die enigszins kan fluctueren binnen een zekere marge door de veranderlijkheid van de omgeving, is een voorloper van het begrip homeostase in levende organismen. De cel vormt een chemisch fabriekje met instroom van grondstoffen, omzetting en uitstroom van reactieprodukten, ‘levendige’ materie.

De drijvende kracht, drive, achter deze chemische fabriekjes is de selectieve doorlaatbaarheid (semi-permeabiliteit) van het membraan in samenspel met fysisch-chemische processen binnen in de cel.

Het membraan reguleert de fysisch-chemische processen binnen in de cel waarbij sommige processen doorlopen en andere tot een evenwicht komen of aflopen. Het membraan stuurt daarmee in samenspel met de fysisch-chemische processen in de cel de stoffelijke samenstelling binnen in de cel in een specifieke richting wat betreft soort verbindingen ?! en hun concentraties. Dit is een geleidelijke verandering in een bepaalde richting nl. die van de stoffelijke samenstelling van het ‘soepje’ binnen in de cel ofwel chemische evolutie.

1.4       Chemische evolutie

Het bovenstaande proces van gerichte ontwikkeling noemen we hier chemische evolutie[5]– en dat is pure fysicochemie. De richting waarin stoffelijke samenstelling van het ´soepje´ binnen in de cel evolueert, hangt af van de samenstelling van de oersoep, de eigenschappen van het membraan (semi-permeabiliteit) en de specifieke fysisch-chemische reacties in de cel die daaruit voortvloeien ?!. Fluctuaties in de samenstelling van de cel blijven voorkomen door de veranderlijkheid van de omgeving qua samenstelling en temperatuur.

De drijvende kracht, drive, achter deze vorm van chemische evolutie is de selectieve doorlaatbaarheid (permeabiliteit) van het membraan in samenspel met fysisch-chemische processen binnen in de cel en maakt van de cel een chemisch fabriekje met invoer van grondstoffen, omzetting en uitvoer van reactieproducten.

Alles staat of valt met de komst van membranen die een beschermd ‘binnen’ tegenover een chaotisch ‘buiten’ creëren. De vorming van membranen bestaande uit ‘velletjes’ fosfolipiden markeert de kick-off van de ontwikkeling naar het ontstaan van levende organismen zoals wij die kennen door gerichte ontwikkeling en lokale orde mogelijk te maken. Een gerichte ontwikkeling naar een bepaalde stoffelijke samenstelling en de wet van de grote ‘variatie’. Kennelijk heeft deze vorm van evolutie geleid tot het ontstaan van levende mechanismen voor cellen met membranen van dubbel fosfolide lagen.

Natuurlijk heeft de cel een bepaalde kwetsbaarheid afhankelijk van de bestendigheid van het membraan in zijn omgeving. Valt het membraan uiteen, dan verdwijnt de cel en daarmee ook de lokale ordening.

Conclusie: Chemische evolutie is een natuurlijk proces binnen in een cel gedreven door de eigenschappen van membranen in samenspel met fysisch-chemische processen in de cel. Daardoor ontstaat een gerichte ontwikkeling naar een bepaalde stoffelijke samenstelling binnen in de cel zonder vooropgezet plan, zonder vooraf bepaald doel,  met een resultaat dat besloten ligt in de fundamentele natuurwetten en afhankelijk is van de samenstelling van de oersoep. Chemische evolutie heeft als zodanig geen betekenis in de oersoep zelf juist door het ontbreken van een gerichte ontwikkeling. Complexiteit is niet voldoende als criterium voor het optreden van chemische evolutie hoewel complexiteit, zoals wij die waarnemen in levende organismen, daar wel uit voortkomt.

Definitie: Chemische evolutie is het natuurlijke proces van gerichte ontwikkeling in een cel omgeven door een membraan door enkel fysisch-chemische processen met een resultaat, i.e. stoffelijke samenstelling, soort verbindingen en hun concentraties, dat besloten ligt in de algemene natuurwetten. Chemische evolutie wordt gekenmerkt door een toename in complexiteit (waarneming).

In het bovenstaande komen begrippen voor die we later bij de bespreking van de evolutie van levende organismen weer tegenkomen:

  • Het membraan met een ‘binnen’ en een ‘buiten’ (de eerste vereiste voor het ontstaan van levende organismen zoals wij die kennen).
  • De cel ingebed in een veranderlijke omgeving (het latere interne milieu) en het begrip stofwisseling (in het geval van levende organismen ook wel metabolisme[6] genoemd).
  • Het streven binnen in de cel naar een stationaire toestand met een zekere marge die optreedt doordat de cel  ingebed is in een veranderlijke omgeving (in het geval van levende organismen ook wel homeostase / homeostatische marge genoemd).
  • Chemische evolutie, na de komst van replicerende moleculen zoals RNA//DNA en de komst van complexe zenuwstelsels uit te breiden met te onderscheiden van de begrippen organochemische, biologischeenneurologische evolutie met sociaal-culturele aspecten ??? (processen met een impliciete gerichte ontwikkeling/soortvorming  van levende organismen en gekenmerkt door een opwaartse druk op complexiteit en biologische waarde ???). bla bla nog over nadenken

Het levert:

Complexiteit; een welhaast eindeloze verzameling van verbindingen en hun interacties in enorme aantallen met evenzoveel mogelijkheden tot combinatie ofwel variëteit: variatie.

Continuïteit; de specifieke doorlaatbaarheid van het membraan zorgt voor continuë instroom van grondstoffen, doorlopende fysisch-chemische processen/omzetting en continuë uitstroom van produkten; stofwisseling.

Robuustheid;

In 1995 Stuart Kauffman proposed that life initially arose as autocatalytic chemical networks.[17]

British ethologist Richard Dawkins wrote about autocatalysis as a potential explanation for abiogenesis in his 2004 book The Ancestor’s Tale. He cites experiments performed by Julius Rebek and his colleagues at the Scripps Research Institute in California in which they combined amino adenosine and pentafluorophenyl ester with the autocatalyst amino adenosine triacid ester (AATE). One system from the experiment contained variants of AATE which catalyzed the synthesis of themselves. This experiment demonstrated the possibility that autocatalysts could exhibit competition within a population of entities with heredity, which could be interpreted as a rudimentary form of natural selection, and that certain environmental changes (such as irradiation) could alter the chemical structure of some of these self-replicating molecules (an analog for mutation) in such ways that could either boost or interfere with its ability to react, thus boosting or interfering with its ability to replicate and spread in the population.[18]

Autocatalysis plays a major role in the processes of life. Two researchers who have emphasized its role in the origins of life are Robert Ulanowicz [19] and Stuart Kauffman.[20]

Autocatalysis occurs in the initial transcripts of rRNA. The introns are capable of excising themselves by the process of two nucleophilic transesterification reactions. The RNA able to do this is sometimes referred to as a ribozyme. Additionally, the citric acid cycle is an autocatalytic cycle run in reverse.

Ultimately, biological metabolism itself can be seen as a vast autocatalytic set, in that all of the molecular constituents of a biological cell are produced by reactions involving this same set of molecules.

https://en.wikipedia.org/wiki/Autocatalysis

De stoffelijke samenstelling, regulering (sturing, gerichte beïnvloeding door membranen, later door eiwitten waarvoor de codering in het dna vastligt en nog later door het brein via neurale en hormonale aansturing) i.t.t. regulatie (aanpassing aan de normale toestand, het in goede banen leiden, het reguleren en dat is een subtiel verschil) niet hier maar niet vergeten!

1.5       Zelfreproducerende moleculen

         zelfreproductie en regeneratie

Op het moment dat zelfreproducerende, eiwit- en suikerproducerende organische macromoleculen geïncorporeerd werden en een rol gingen spelen (rna, dna, aminozuren en koolhydraten) kreeg de chemische cel functies voor replicatie, toevoeging, reparatie en vervanging van componenten, katalyse en structuurvorming (eiwitten), energieproductie en energieopslag (suikers). Waar deze organische macromoleculen ontstaan zijn, de protoplanetaire schijf, meteorieten, de oersoep zelf of door chemische evolutie in de boven beschreven chemische fabriekjes maakt niet uit. 2n

Metabolisme, homeostase en homeostatische marge. Een model is dat van Tibor Ganti het Chemoton en de RNA-wereld. We spreken nu van ‘levende’ cellen.

Uiteindelijk verwierf de cel de functies zich te delen onder duplicatie van zijn dna (de term voortplanting volgt pas in een later stadium na de overgang van simpele celdeling (mitose) naar seksuele voortplanting met vermenging van erfelijke eigenschappen). We spreken nu van ‘leven’.

In het laboratorium kan men verschillende prebiotische omstandigheden simuleren en daarmee overeenkomende reacties onderzoeken. De resultaten kunnen door elke chemicus gereproduceerd worden. Daarbij stuit men met het oog op de oersoeptheorie op uiterst ontnuchterende resultaten. Men neemt onder andere waar, dat zich in een waterhoudende oersoep en/of een zuurstofhoudende atmosfeer nooit lange molecuulketens kunnen vormen. Het water splitst de moleculen direct en zodra zij met zuurstof in contact komen, oxideren ze.

Er is dus een water-/zuurstofvrije cel nodig om lange molecuulketens zoals eiwitten, suikers en rna/dna te kunnen produceren (zie ook voetnoot 4). Bovendien, is de kans op de vorming van een levende cel door zelforganisatie zo klein dat de tijd voor het ontstaan daarvan de levensduur van de kosmos overstijgt. Vanuit  de oersoep kunnen dus geen levende organismen spontaan door zelforganisatie ontstaan! Oersoeptheorie exit.

1.6       Biologische evolutie

Natuurlijke selectie door concurrentie tussen verschillende soorten biologische cellen ontstaan door toevallige aanpassingen van de cel, mutaties in het DNA, om de beschikbare grondstoffen, biologische evolutie

Bacteriën voeren geen oorlog (animagie). Hun interne  metabolisme zorgt voor het gebruik van beschikbare grondstoffen in hun omgeving en de ene soort is effectiever in het gebruikt en verdringt een andere soort.

de vorming van complexe verbindingen waaronder de bouwstenen van het leven zoals fosfolipiden (dubbellagen voor de vorming van membranen), koolhydraten (suikers voor energieopslag), aminozuren (eiwitten met diverse functies zoals katalyse, moderatie van de permeabiliteit van membranen, vorm & structuur) en polymeren van nucleotiden (nucleïnezuren, rna en dna, reproductie). Ook reeds aanwezig in de protoplanetaire schijf en meteorieten ???… van belang is dat zij een rol zijn gaan spelen in de chemie van de cel met functies als energieopslag en –voorziening, katalyse en regeneratie (herstel en vervanging) en niet in de laatste plaats reproductie

Alle hypothesen gaan uit van het feit dat de moleculen die de eerste cellen vormden werden gesynthetiseerd onder natuurlijke omstandigheden door een langzaam proces van chemische evolutie, en dat deze moleculen zich vervolgens gingen organiseren tot een ordelijk systeem met biologische eigenschappen. open deuren, shit! Kun je niets mee. Al helemaal niet vanuit de oersoep

Translocasen katalyseren het transport van ionen of moleculen, typisch door membranen heen.

Kenmerken van het leven op Aarde zijn als volgt:[22]

  • De basis van iedere cel wordt gevormd door eiwitten en andere organische moleculen. Eiwitten bestaan uit ketens van aminozuren. Eiwitstructuren zijn voornamelijk van belang door hun katalytische en structurele functies.
  • Een vorm van stofwisseling is onontbeerlijk voor de energievoorziening van het organisme. Door stofwisseling kan energie en materie in het organisme worden gebruikt om een stabiele, vitale toestand te handhaven (door entropie lokaal laag te houden). Suikers, koolhydraten en energie
  • Leven moet zich kunnen voortplanten (zelfreplicatie). Al het leven op aarde gebruikt daarbij DNA of RNA om genetische eigenschappen door te geven aan nakomelingen. In deze nucleïnezuren, die elk een biologisch polymeer zijn van nucleotiden, staan alle codes voor de eiwitten die het individu gedurende zijn leven nodig heeft. De specifieke combinatie van eiwitcodes (genen) in het DNA bepaalt uiteindelijk de karakteristieken van het individu.

Door assimilatie van elementen en verbindingen uit de omgeving en interne aanpassing veranderen samenstelling en structuur van de cel en daarmee de bestendigheid ten opzichte van de omgeving ONZIN. Cellen die qua samenstelling en structuur goed bestand zijn tegen aanhoudende veranderingen in de omgeving blijven behouden en de rest verdwijnt weer in de oersoep JA. De natuur bouwt voort op het goede dat behouden blijft JA, waarbij zeer complexe organische verbindingen zoals koolhydraten nodig voor de produktie van sukers, aminozuren nodig voor de produktie van eiwitten en nucleotiden, nuclïnezuren nodig voor de produktie van DNA, kunnen ontstaan ONZIN. Assimilatie van dergelijke organische verbindingen creëert de mogelijkheid van zelfherstel en reproductie. eigen shit!  Natuurlijke selectie door concurrentie en de vet gedrukte delen verdienen wel aandacht!

Deze cellen definiëren een biologische waarde die door natuurlijke selectie door aanpassing NOG MEER ONZIN hooguit toevallige mutatie en natuurlijke selectie door concurrentie, concurrentie toeneemt, i.e. evolueert richting robuustheid, toename van de lokale orde en een hogere biologische waarde. en we spreken van biologische evolutie waarom biologisch en niet chemisch? door de komst van mutaties in het dna!.

De drive is natuurlijke selectie door concurrentie

het homeostatisch proces genoemd, kortweg homeostase; het streven naar een stabiele, stationaire toestand binnen een zekere marge (de homeostatische marge) in een cel ingebed in een veranderende omgeving. Deze homeostase in engere zin is dus gebaseerd op pure fysicochemie (homeostase in bredere zin kom ik in een later stadium op terug bij de bespreking van de komst van zenuwstelsels).

De komst van membranen zet het hele gebeuren in werking. Zij vormt het startpunt dat, samen met fysisch-chemische processen in de cel door veel trial & error[7] over een periode van honderden miljoenen jaren met behoud van het goede[8], geleid heeft tot de eerste zichzelf in stand houdende cellen, zichzelf reparerende en reproducerende fabriekjes, leven dus, en uiteindelijk tot LUCA[9] (Last Universal Common Ancestor van de prokaryoten (bacteriën en archea), eukaryoten en de meercelligen).

fluctuaties in de omgeving bepaalt de homeoststische marge waarbinnen de cel kan blijven bestaan, worden die fluctuaties te groot bv. in temperatuur, dan zal de cel verdwijnen of wordt de term homeostase pas relevant na het verschijnen van zelfreparerende zelfreproducerende fabriekjes, levende cellen dus. Survival of the fittest

Als we accepteren dat reparatie en reproductie functies waarvoor inname van grondstoffen en afscheiding van afvalproducten nodig zijn ontstaan zijn door trial & error, toeval dus,

Het homeostatisch gebod, biologische evolutie, behoeftevervulling om te (over)leven

De komst van prikkelbare cellen met name zenuwcellen heeft een nieuwe fase in de evolutie gebracht, het ontstaan van zenuwstelsels, individueel (zelfactualisatie) en collectief (culturele evolutie)

De rest is stug doorborduren gedurende 3,5 miljard jaar (genoeg tijd om een dambord at random te vullen met alleen stenen op een zwarte plek als je het goede maar bewaard).

1.7       Zenuwstelsels

Van zenuwvezels via zenuwnetwerken naar complexe zenuwstelsels

1.8       Het Zelf en bewustzijn

De hechte, onlosmakelijke verbinding tussen hersenen en lichaam, interactief, lichaamstoestanden, kaarten, een referentiemodel van het lichaam (skelet, spieren en organen), de immateriële voorstelling in de geest (gevoelens)

De verzameling voorstellingen in de geest over de toestand van het lichaam die wij ervaren als (lichamelijke) gevoelens, de emotionele ruimte, is het product van hersenactiviteit, i.e. de hersenen vormen het substraat waaruit deze gevoelens ontspruiten. Het lichaam levert de signalen die de hersenen aanzet tot activiteit waaruit gevoelens ontstaan. Zij worden gevoeld in delen van het lichaam waar de signalen ontstaan, opgepikt worden door de lichaamszintuigen (zenuwbanen). De hersenen plaatsen de gevoelens in die delen o.b.v. van een lichaamskaart, het lichaamsfantoom. Het gevolg is dat het organisme een gevoel van eenheid, eigenheid m.b.t. die delen ervaart, een eigengevoel, eenheidsgevoel, zelfgevoel, het begin van een eigen Ik, kort gezegd Ik, het Zelf

1.9       Opbouw van het bewustzijn

emergentie, emergente correspondentie, geheugenfunctie, omschrijvingen

1.10  Sociaal-culturele evolutie

Angst, hebzucht, macht

Keuze i.p.v. vrije wil

Machtsmiddelen binnen de mens, knots, zwaard, geweer, geld, religie, animagie, info

1.11  Digitaal-culturele evolutie

Machtsmiddelen buiten de mens, ai

en dan snel naar de natuurlijke behoeften met name de emotionele, het trauma, de meotionele afhankelijkheid, bodemloze put, trigger, gedrag, symptomen etc

2         Beeldvorming

2.1       The Grand Illusion

Voorspiegeling, mirage, fata morgana, afspiegeling (bAware), voorstelling, representatie, (Damasio), illusie, best guess, informed guess and working models,

Multimedia show, Simulacrum, Intern Theater

Misschien kunnen we bewustzijn zien als een concept, een begrip, geen ding, entiteit of toestand, geen proces, dat de resultaten van hersenactiviteit omvat die ervaren worden door (een dit is een keuze) en resultaat van hersen activiteit nl. het Zelf (deel van het concept bewustzijn) en vervolgens door de hersenen gebruikt worden in cognitieve processen zoals fantaseren, redeneren, analyseren met resultaten die we aan het bewustzijn toegevoegd worden. Oef sprak de indiaan oid

De klomp ééncelligen geeft aanleiding tot een emergente realiteit, onze binnenwereld, incl. de abstracte concepten Ik, Zelf, bewustzijn, zelfbewustzijn, waarnemer, interpreter met eigenschappen die voortkomen uit het stoffelijk substraat (lichaam en hersenen zijnde het organisme).

2.2       Associatieve Constructie

In de synaptische verbindingen in een netwerk van neuronen (een collectief, ensemble) ligt het vermogen om patronen te kunnen generen. In de pulsen (spikes, aktiepotentialen) ligt de realisatie van patronen. Hersenactiviteit (-processen in daartoe geeigende delen) geven een interpretatie van die patronen (de Interperter i.t.t. een ziel, een geest, een waarnemer oid). Die interpretatie is de beleving, ervaring; een illusie, fata morgana, mirage. Het is zoals het toekennen van patronen aan een zwerm spreeuwen of in de aurora borealis. Het is er en het is er niet.

Tast en Beweging doet de illusie van vormen, beelden, mirages ontstaan doordat gekleurde vlekjes in samenhang bewegen. Aan die illusies worden vervolgens concepten gehangen, waarmee theorien geconstrueerd worden, etc.

Illusie is een onjuiste interpretatie van de werkelijkheid, hallucinatie is een interpretatie zonder informatie uit de zintuigen over de werkelijkheid.

Mirage, voorspiegeling is een illusie die gecreeerd wordt in de hersenen door verdeling, distributie én collectieve beweging, – oscillatie. Als er geen beweging, oscillatie is, dan is er ook geen beeld dat ervaren kan worden. Vergelijk weer met een zwerm spreeuwen: als de spreeuwen stil gezet worden, dan verdwijnt het momentane patroon. Bij een collectieve beweging, oscillatie van spreeuwen of actiepotentialen (over de roosterpunten van een amorf rooster) is het patroon instantaan aanwezig (vandaar: het is er en het is er niet). De patronen ontstaan door de interactie tussen de spreeuwen onderling (iedere spreeuw houdt 5 a 6 buren in de gaten en reageert op hun bewegingen). Zo ook is er de electromagnetische interactie tussen actiepotentialen die de patronen veroorzaakt (misschien speelt verstrengeling hier ook nog een rol?!)

Terwijl voor een regenboog de distributie via regendruppels al voldoende is om de illusie van kleuren te veroorzaken in de hersenen, beweging is niet noodzakelijk, erger verstoort wsh de illusie van een regenboog

Allereerst worden de hersenen te veel gezien als een afgebakend systeem met input vanuit de zintuigen (incl. de zintuigen voor het ontvangen van prikkels van binnenuit het eigen lichaam) met name de visuele input en output naar de spieren, een klassieke, cognitieve neurowetenschappelijke zienswijze met weinig aandacht en ruimte voor de ‘macht’ van emoties en gevoelens. Damasio wijst juist op de hechte eenheid van hersenen en lichaam en stelt ronduit dat de klassieke zienswijze gedoemd is te mislukken als het gaat om enig begrip omtrent belangrijke kenmerken van bewustzijn zoals perspectief, subjectiviteit, de vorming van het zelf en interactie met objecten buiten de hersenen. Zoals je al wel weet sluit ik me bij de laatste aan.

Dan het model van ‘voorspellend coderen’ waarbij o.b.v. zintuiglijke input (elektrisch gecodeerd) van een object een voorspelling gemaakt wordt in opeenvolgende ‘visuele gebieden’ met gebruikmaking van berekeningen aan ‘neurale’ netwerken. Door terugkoppeling en foutberekening wordt de representatie (voorspelling) verbeterd, een leerproces dat nogal wat tijd en moeite (rekencapaciteit en energie) kost. Het is natuurlijk mooi dat je met een computer een representatie van een object kunt simuleren maar is dat ook wat de hersenen doen? De natuur, hersenen dus ook, creëert robuuste systemen tegen minimaal energieverbruik volgens het evolutie principe. Bovendien lijkt mij terugkoppeling en foutberekening vergezocht als je het over netwerken van echte neuronen hebt. Neuronen doen wat ze doen. Waarom zou een netwerk van echte neuronen de voorspelling terugkoppelen om een foutberekening te maken en opnieuw beginnen, en welk criterium zou het netwerk van neuronen hanteren om het proces te beëindigen en tevreden te zijn met het resultaat (Google DeepDream creëert een aandoenlijk rupsje van een half afgekloven donut met gekleurde hagelslag ha, ha).

Ik kan me ook iets voorstellen wat je ‘associatieve constructie’ kunt noemen. Neem even het bijgesloten plaatje erbij en hou in gedachten dat pasgeborenen een twee-dimensionale kleurige vlekkenwereld ervaren net als S.K. uit India met aphakia waarbij de ooglenzen ontbreken. Hem werd een bril aangemeten waarmee hij de wereld in het begin te zien kreeg als een wirwar aan kleuren en heldere of donkere vlekken zonder duidelijke organisatie of samenhang. Pas na een paar maanden treedt verbetering op. Ook pasgeborenen doen er een aantal maanden over voor zij objecten in de buitenwereld gaan onderscheiden. Key factor is BEWEGING. Als een object in de buitenwereld beweegt, bewegen de corresponderende ‘vlekken’ in de ervaringswereld (geest) mee en worden verbanden, associaties gelegd zodat in de geest een samenhangend geheel, een coherent object gevormd wordt; constructie van objecten door associatie. In het bijgesloten plaatje ontstaat in de geest een vierkant onderscheiden van de rest als het object in de buitenwereld beweegt, dan en pas dan! Een leerproces dat, even kort door de bocht, door herhaling leidt tot, ‘condenseert in’ het herkennen van het object ook als het stilstaat (kennis als condensed experience). Associatie in relatie tot leerprocessen is al besproken door Donald Hebb in The Organization of Behavior (1949) https://en.wikipedia.org/wiki/Hebbian_theory.


[1] Een uitzondering is bv. kristalvorming. Kristallen hebben een hoge mate van blijvende organisatie,. het resultaat van fysisch-chemische evolutie (een geleidelijke verandering in een bepaalde richting nl. organisatie). Men rekent  kristallen echter niet tot het domein van levende organismen (cf. diamanten, zouten, het chemisch tuintje [-]).

[2] Processen gekenmerkt door het chemisch evenwicht met covalente bindingen, bindingen door ladingsscheiding, waterstofbruggen, binding door van der Waalskrachten en hydrofobe/hydrofiele interacties.

[3] Mogelijk zijn lipiden ontstaan in ’blaasjes’ vetzuren en vetalcoholen waarbij nucleïnezuren en eiwitten zijn gevormd die lipiden aanmaken [-] (cf. coacervaten, vesicle en pre-/protocel).

[4] Het totaal van fysische processen (dipool-dipool, hydrofobe/hydrofiele interacties) en chemische reacties (enkelvoudige, ketens, netwerken) vormt de fysicochemie van de cel, kort gezegd de chemie van de cel.

[5] De chemie van de oersoep kan welliswaar leiden tot de aanwezigheid van complexe organische moleculen maar dat is geen chemische evolutie zoals hier bedoeld juist omdat een gerichte ontwikkeling ontbreekt. De chemie van de oersoep heeft geen richting, is volkomen willekeurig. Complexiteit alleen is dus niet een voldoende criterium om chemische evolutie te definiëren hoewel complexiteit daar wel uit voortkomt!

[6] Inname/instroom, metabolisme/omzetting en uitstoot/uitstroom

[7] Een proces van mutatie, concurrentie

[8] Onder het goede wordt verstaan dat wat bewaard blijft in een veranderende omgeving

[9] De veronderstelde, nog niet gevonden voorouder van alle één- en meercellige organismen